zaterdag 17 februari 2007

Onderweg

Je rijdt over de snelweg. Passeert een herkenningspunt en opeens realiseer je je dat je een heel stuk hebt gemist. Ergens anders met je gedachte, heb je op de automatische piloot een plek bereikt, zonder dat je weet hoe je er gekomen bent.
Deze zomer ontdekte ik ook dat ik op de verkeerde plek was beland. Dat ik in Bali was, dat klopte. Die reis hadden we geboekt en naar uitgekeken. Maar in plaats van relaxed onder een palmboom te liggen, lag ik op bed omdat ik me ‘niet zo lekker’ voelde. Een jetlag? Te weinig gedronken? Maar die opties pikte H. niet: “ga jij maar eens nadenken, want je voelt je de laatste tijd heel vaak ‘niet zo lekker’.” Ik plof neer op mijn hotelbed, niet wetend waar ik met mezelf naar toe moet. Maar ik ga nadenken. En realiseer me opeens wat ik voel: stress! M’n lijf staat stijf van de zenuwen. Langzaam begin ik me die week dingen te realiseren. Begin in te zien dat ik de afgelopen maanden misschien mezelf wat voorbij ben gelopen. Dat ik dingen ben gaan doen op H.’s manier in plaats van mijn eigen manier. Dat ik me meer naar Keet ben gaan schikken dan goed voor me was. En dat ik dit alles niet heb gecommuniceerd. Ik dacht namelijk dat ik alles prima op orde had. Alles onder controle. Alles goed geregeld. Voor iedereen. Maar misschien niet voor mezelf. En het gevoel ging die week niet weg. Iedere ochtend werd ik gespannen wakker. Something took over. Het was alsof een worm zich in mijn lijf had genesteld.
En toen moest ik dus wel gaan nadenken. En begonnen er wat kwartjes te vallen.
Altijd heb ik geweten dat je eerst moet zorgen dat je zelf gelukkig bent, voordat je anderen gelukkig kunt maken. Voor jezelf kiezen, dat is belangrijk. Dat was mijn geloof. Maar in Bali en in de weken daarna bleek dat ik iemand was geworden die ik nooit had willen zijn. Sterker nog, ik was veranderd in ‘my worst nightmare’.
Terug uit Bali begon mijn verdere zoektocht. Er werd mij gevraagd wat ik nou vooral leuk vond om voor mezelf te doen. Ik stond met mijn mond vol tanden. Ik kreeg de vraag wanneer ik voor de laatste keer boos was op iemand. Ik wist het niet. Ben eigenlijk nooit boos. Liet mijn eigen gevoel overschaduwen door begrip voor anderen. En zo gebeurde het dat er uiteindelijk maar een klein stukje van mezelf over was. Hoe was ik hier in godsnaam terecht gekomen?
Gelukkig hebben mijn eigen lijf en de worm, me hardhandig wakker geschut. De worm en ik zijn nog steeds geen vrienden, vooral niet omdat hij soms veranderd in een monster. Maar ik ga hem wel steeds meer waarderen (en accepteren?). En ik weet zeker dat we samen het monster kunnen uitroeien. De worm houdt me nu in ieder geval wakker tijdens mijn reis. Zodat ik zeker op de plek van bestemming kom.