En daar sta je dan. Met een gillende dochter op straat. “ik wil niet deze kant op, ik wil alleen die kant op!”. Ze staat stokstijf op de stoep en is niet van plan om met me mee te lopen. Mijn altijd zo makkelijke dochtertje is veranderd in een krijsend schepsel en ik kijk hulpeloos om me heen. Wat te doen met dit schreeuwende kind? “Keet, kom op meelopen, we gaan naar huis.” Helpt niet. “Keet, kom op, Sarah is zo bij ons”. Helpt ook niet. Ik geloof dat dit zo’n situatie is waarin de gemiddelde moeder nu echt boos wordt en eens duidelijk laat zien wie de baas is. Ik doe nog een poging en voel me voor schut staan. Het zou een stuk makkelijker zijn om nu de andere kant op te lopen. Keet’s kant. Maar dat is geen optie. Ik snap ook wel dat dit krijsende prinsesje nu zeker haar zin niet mag krijgen. “Ik wil alleen wat ik wil!” en “ik wil nooit wat jij wil!” Oké, nog een poging dan maar: “Keet, ik word nu echt boos hoor!” Ja, ja net echt. Ik heb het gevoel dat ik een toneelstukje sta op te voeren. En boos worden zit nog niet in mijn repertoire. Dat had ik vorige week al ontdekt, tijdens mijn managementtraining. Daar moest ik in rollenspelen mijn boze kant laten zien. Althans, daar moest ik op zakelijk vlak mijn grenzen bewaken. En ik vond daar eigenlijk niet de manier die bij mij past. Ik oefende wat in steeds bozer worden, maar werd er niet bepaald blijer van. Net als bij Keet. Ik heb haar die middag uiteindelijk thuis gekregen. Maar een hele gezellige middag is het niet geworden. Zij bleef de grenzen zoeken en ik het bijbehorende gedrag, wat van opvoedende moeders wordt verwacht. Er kwamen nog een paar “ik-vind-jou-nooit-meer-liefs” voorbij en toen kwam manlief thuis. Die zag een bozige moeder zonder effect en een niet begrijpende dochter. Dit was niet de manier, niet mijn manier.
Navraag bij verschillende vriendinnen levert op dat andere dochters op de gang worden gezet, bij de kladden worden gegrepen of naar boven worden gestuurd. Grenzen worden gesteld, confrontaties aangegaan. Soms met huilende moeders tot gevolg. Welkom bij de club.
De volgende dag. Nieuwe ronde, nieuwe kansen. Ik heb een beetje haast, want moet op mijn vrije dag naar een bijeenkomst van mijn werk. Keet heeft geen haast en treuzelt. Ik vraag een paar keer of ze zich wil aankleden. Ik word genegeerd. Mijn hulpeloze gevoel dreigt op te komen. Ik hoor mezelf met een heleboel woorden en argumenten uitleggen dat ze zich nu toch echt moet aankleden. Opeens herinner ik mij de tip uit de cursus. Niet te veel uitweiden. Korte zinnen en af en toe een punt zetten. Stiltes laten vallen. “Keet je luistert niet en daar baal ik van.” Punt. Stilte.
Ze draait zich om. Zegt “oké” en maakt aanstalte zich aan te kleden. Ik val van mijn stoel. Waar een managementcursus al niet goed voor is.