dinsdag 7 december 2004

Naar buiten

Studente in de bus. Utrechtse oma bij de kassa van Nettorama. Italiaanse toerist in binnenstad. Aardige dame in Winkel van Sinkel. Op zich hebben deze mensen niets met elkaar gemeen. Behalve dat het allemaal mensen zijn die ik in de afgelopen weken ben tegengekomen tijdens mijn wandeltochtjes door de stad met Keet.
Eind september toen Keet ongeveer een weekje thuis was begon ik met mijn expedities. Eerst voorzichtig (500 meter naar de buurtsuper), erg onwennig (ik, achter een kinderwagen?) en onder leiding van een professional (Donna, de kraamverzorgster). Daarna al snel zelfstandig, maar nog steeds voorzichtig en onwennig. Missie: de drogist, twee straten verderop. Een hele onderneming voor een beginneling. Eerst bedenken: “kan ik nú naar buiten of eerst voeden?” Dan de vraag: “hoe gaan we dit doen? Keet in haar reiswieg of de draagzak? Wielen en wagen naar beneden slepen of niet?” Het wordt de draagzak. Vestje aan, jas aan, muts op, baby in draagzak. Dat is één. Zelf jas aan, portemonnee mee, telefoon in zak, sleutels, en gaan. Helemaal compleet, maar oververhit kom ik buiten, waar het veel warmer en zonniger is dan onze kleren doen vermoeden. Maar de hele missie slaagt uiteindelijk wel. Ik kom zelfs met de goede boodschappen thuis. En toch bespeur ik een kleine teleurstelling bij mezelf: “Niemand heeft wat over Keet gezegd!” “Logisch”, is H’s commentaar ’s avonds, “met die draagzak om is het net alsof je een tas om hebt.”
Inmiddels ben ik een ervaren wandelaar. Sterker nog: wandelen met baby is mijn favoriete hobby geworden. Met wandelwagen of draagzak. En op moment is de “Babybjörn-buikdrager” mijn favoriete Keet-vervoerder. Een bezoekje aan de drogist, daar draai ik mijn hand niet meer voor om. Het is nu wandelen met de hoofdletter W. Naar de stad en terug. Uren zijn we samen op pad, Keet en ik. Voorzichtig en onwennig ben ik niet meer. Integendeel! En de studente in de bus, de Utrechtse oma bij de kassa en de Italiaanse toerist in binnenstad zijn allemaal slachtoffer van mijn plotselinge en voor mij volkomen onverwachte persoonsverandering. Want zodra iemand een opmerking maakt over mijn pronkstuk, ga ik nu los. Wie de opmerking maakt: “goh, dat is nog een kleintje”, kan van mij het hele verhaal verwachten: van “nou ze is al drie maanden”….. “is veel te vroeg en te klein geboren…”, “is al twee keer haar geboorte gewicht…” etc etc. Ik praat gewoon tegen iedereen die ons meer dan één blik gunt. Of ze willen of niet. Want sinds kort ben ik ongegeneerd trots!

woensdag 27 oktober 2004

Ik, moeder?!

Augustus 2004, 32 weken zwanger. Nog maar een paar weken werken en dan begint het grote zwangerschapsverlof. Op m’n werk komen steeds meer vragen als “ben je er al klaar voor om moeder te worden?” en “wat verwacht je van het moederschap?” Makkelijk gesteld die vraag. Maar het antwoord wil maar niet goed komen. Mijn hersens zoeken naar de juiste woorden, maar er is nog geen mapje moederschap aangemaakt. Het enige wat verschijnt is ruis. Het moederschap? “Uuuh, tja, ben ik er klaar voor?” stamel ik. “Het kamertje is bijna af en in m’n verlof ga ik me helemaal voorbereiden!”

Augustus 2004, 33 weken zwanger. Ik krijg het steeds vaker benauwd. Ik met een baby? Ik weet niets van baby’s. Heb vroeger nooit 'gebabysit'. Heb eigenlijk niets met baby’s. Ik weet niet hoe je een luier verschoont. Voel me onhandig als ik plotseling een baby van een vriendin in mijn armen gedrukt krijg, helemaal als deze ook nog de fles moet krijgen. Ik voel me opgelaten en ongemakkelijk. Waarom was ik hier ook al weer aan begonnen?

Augustus 2004, 34 weken zwanger. Voor het eerst waag ik me in babywinkels. Eindelijk ben ik in de 'mood' om de babykamer te gaan inrichten. Krijg ik zin om babydingen te kopen. Op een vrije dag kopen Henno en ik een lamp voor de babykamer en ga ik eindelijk los op kleertjes. Er begint geloof ik iets te kriebelen… Nog een week werken en dan eindelijk verlof.

30 augustus, 35 weken zwanger en plotseling uit m’n dagelijkse routine gerukt. Vanmiddag nog op m’n werk, nu met een rode neus in een ziekenhuisbed. M’n vliezen zijn gescheurd en de baby is te klein. Langzaam begint het tot me door te dringen. Ik moet hier blijven tot de baby er is. Ik kom voorlopig niet meer thuis. De volgende keer dat ik thuis ben, ben ik moeder.

1 september 2004. Nacht. Ik lig weer in mijn ziekenhuisbed en kan alleen maar lachen. Naast m’n bed staat een polaroid-foto van een verkreukelde baby met een gigantisch infuus aan haar armpje. Ik heb een dochter! Eén verdieping lager ligt een héél klein meisje met lange benen, in een glazen bakje. Mijn dochter! De adrenaline giert door mijn lijf. Ik lig alleen in mijn bed en lach. Ik ben moeder.
In de weken die volgen bestaat mijn wereld uit het ziekenhuis en mijn eigen slaapkamer. De rest van de wereld om me heen neem ik alleen vaag waar. Het enige dat telt is mijn net geboren gezinnetje. Het focussen gaat vanzelf. De natuur bepaalt.

Eind september. We hebben plotseling een klein meisje in huis. Raar. Ik ben full time moeder: luiers, borstvoedingen, alles er op en er aan. En het gaat me goed af. Want er is iets veranderd. Er is iets wezenlijks anders in mijn lijf. Bij alles wat ik doe voel ik het.
Ik ben 100% moeder. Dat is geen keuze. Dat is.

donderdag 1 juli 2004

Making conversation

Aan alle vrouwen die vóór mij zwanger waren en tegen wie ik opmerkingen heb gemaakt over de omvang van hun buik, biedt ik hierbij mijn verontschuldigingen aan. Pas nu ik zelf halverwege mijn zwangerschap ben, besef ik hoe vermoeiend het is dat de hele wereld een mening schijnt te mogen hebben over je uiterlijk. Op één dag kunnen deze meningen variëren van je gaat het toch al echt zien tot kun je die spijkerbroek nóg aan of wat een bescheiden buikje! Afhankelijk van wat je de volgende dag aan hebt, kan het zo maar dat diezelfde mensen (meestal collega’s) de volgende dag hun mening bijstellen en dat weer graag met je delen. De eerste opmerkingen voor de lunch zijn nog wel te behappen, maar hoe verder de dag vordert, hoe meer mijn arsenaal aan reacties opraakt. Want tja, wat kan je eigenlijk zeggen over die buik?
Meningen over je buik, maar ook meningen over wel of geen pretecho, thuis bevallen of in het ziekenhuis. Meningen over onderwerpen waar ik zelf goed over nadenkt op een moment dat ik daar aan toe ben. Waar ik zelf een mening over heb, niet altijd gebaseerd op argumenten, maar vaak op mijn gevoel.
Heb je behoefte aan wat meer aandacht in je leven? Word zwanger! Nooit vroegen zo veel mensen aan me hoe het gaat. En als er gelijktijdig met je zwangerschap nog wat andere belangrijke dingen in je leven gebeuren, dan zit je helemaal gebeiteld. En wat is de natuurlijke neiging van de mens als hem een vraag gesteld wordt? Antwoord geven! Natuurlijk heb je dan nog de keuze tussen de lange versie en de korte versie van het antwoord. Aanvankelijk zag ik het gevaar niet. En alle lieve mensen die mij met een serieuze, meelevende blik aankeken hadden wat mij betreft dan ook recht op een betrokken antwoord. Gevolg: je komt nauwelijks aan werken toe, de collega’s met wie je je kamer deelt kennen alle ins en outs van je leven beter dan je eigen vriend en je praat zo veel over jezelf dat je je eigen verhaal niet meer kunt horen. Hoe goed bedoeld ook, ik voel me niet prettig bij al die aandacht!
Daarom probeer ik een nieuwe tactiek: zo snel mogelijk het perspectief van het gesprek te verleggen. Na een kort antwoord zoals het gaat goed, stel ik zo snel mogelijk de wedervraag en … hoe gaat het met jou? (niet iedereen trapt jammer genoeg in dit trucje)
‘Making conversation’ als je toevallig iemand tegenkomt op straat, in de gang op je werk, is niet altijd even makkelijk. En buiken en zwangerschappen zijn blijkbaar een makkelijke ingang om een praatje te maken. Zoals gezegd: ongetwijfeld lief bedoeld, maar ook erg makkelijk. Voor diegene die het gesprekje begint. Maar niet altijd voor de aangesprokene. Daarom mijn excuses aan al degenen die ik met obligate vragen en meningen heb bestookt. In de toekomst zal ik er aan denken dat een zwangere vrouw ook nog iets meer is dan alleen een buik.

zondag 20 juni 2004

Toekomstig moederschap

De wereld van vrouwen is ingedeeld in twee kampen: “gewone vrouwen” en moeders. Toen ik net zwanger was, had ik het idee dat ik in een gymzaal stond aan de kant van de niet-moeders, maar dat de moeders aan de andere kant van de gele streep heel hard probeerden me die kant op te krijgen: “ Kom maar bij ons! Kom bij ons!”
Zwanger zijn is één ding, maar de wereld van moeders instappen is wat anders. Ik voel me eigenlijk nog prima thuis aan mijn eigen kant van de gymzaal.
Maar ook in niemandsland tikt de tijd door. Nog maar 2,5 maand en dan hoor ik definitief bij ‘die andere groep’. En vanuit mijn ligstoel op een Italiaanse camping heb ik ruimschoots de mogelijkheid om te bekijken wat dat betekent. Genoeg voorbeeldmateriaal. Leuke kindjes genoeg. Dat zit wel goed. Maar die moeders! Om te beginnen lijkt het alsof de moeders een soort kapsel-afspraak hebben: lekker kort, lekker makkelijk. En, waarom zijn moeders steeds zo chagrijnig?
Naast mij zit een kort gekapte moeder met Heleen van Royens’ Godinnen van de Jacht bij het zwembad, waar haar twee zoontjes met een bal spelen. Het enige wat ik haar hoor zeggen: Daan niet doen... Bas laat dat ....
Die avond zien we het gezin in een restaurant. De kinderen klooien met het eten, de ouders kijken zwijgzaam over het meer. En ja, daar zie ik bij de vrouw afhangende mondhoeken. Waar zou het zijn mis gegaan bij dit stel? Oké toegegeven, dit is direct het slechtste voorbeeld dat ik kon treffen, maar het valt me op dat ik bij de meeste moeders verdomd vaak het woordje niet hoor. Dat weinig moeders gevoel voor humor laten zien en alles wel heel serieus aanpakken. Is dit mijn voorland?
Een paar honderd kilometer verder zie ik bij een ander zwembad Sander van een jaar of drie met zijn gympjes bij het zwembad. Hij vraagt aan zijn oudere broer ‘zijn dit waterschoentjes?’ En zonder echt op het antwoord te wachten hangen zijn voeten al in het water. H. en ik aanschouwen dit tafereel geamuseerd. Kinderen zijn echt grappig. Maar dan komt moeders de hoek om. ‘Sander!’ Mamma is not amused. Ze rukt haar zoon bij het zwembad vandaan en sleept hem mee naar de net opgezette tent. H. en ik kijken elkaar aan. Is het erg als gympjes nat worden?
Ondertussen lijkt er met het humeur van de vaders niets mis. De vaders lezen hun boek, of de Autoweek. De vaders spelen met hun kids terwijl de moeder waarschuwingen geeft. De rolverdeling lijkt duidelijk. Moeder zeurt, vader dolt.
Is het echt zo, of heb ik last van “cold feet”? Er waren aan de Italiaanse zwembaden heus ook leuke moeders. En mijn vriendinnen met kinderen zijn ook geen zuurpruimen. Maar wil iemand mij waarschuwen als ik in de toekomst plotseling mijn haar knip, als ik Heleen van Royen ga lezen en mijn mondhoeken gaan zakken? Ik wil geen echte moeder worden. Laat mij maar de pappa zijn!

donderdag 25 maart 2004

Prijs?

Langzamerhand weten steeds meer mensen van “mijn toestand”. Toch ben ik steeds weer zenuwachtig om het te vertellen. Omdat ik het zelf nog niet helemaal geloof? Het is alsof ik vertel dat ik waarschijnlijk een prijs heb gewonnen, maar dat die prijs toch opeens naar iemand anders gaat. Straks blijkt het allemaal niet waar te zijn! Kan ik niet nog een echo krijgen?
Vorige week waren D. en ik op vakantie in La Palma. De gezondste vakantie aller tijden. We beginnen de ochtend met een ontbijtje in de zon. Vervolgens lezen we bij het zwembad een half boek. Daarna stappen we in de auto om de natuur op te zoeken en te doen alsof we ook echte wandelaars zijn. Een paar uurtjes later keren we weer terug naar ons nog-nooit-zo’n-niet-pittoresk-dorp-gezien-Los Cancajos, waarna we nog wat eten om vervolgens om tien uur in bed te liggen met de andere helft van het boek. Iedere dag ben ik te vroeg wakker vanwege “mijn toestand” en D. slaapt nog slechter doordat ze gestopt is met roken en haar lichaam nog moet wennen aan het nicotineloze leven. In deze vroege uurtjes dus genoeg tijd om te piekeren. Raar is dat, dat als je ’s nachts ergens mee wakker wordt, je dan moeilijk uit die gedachtecirkel komt. Na een tijdje lukt het meestal wel om nog even te slapen en ook D. komt denk ik niet echt slaap te kort, want ik hoor haar toch echt geluidjes maken die ze niet maakt als ze wakker is.
Ook op woensdag ben ik weer belachelijk vroeg wakker. Ik lig met mijn hand op mijn buik en probeer nergens aan te denken. Lastig. Mijn gedachten dwalen naar mijn buik die wel erg plat is. Ik ben in de afgelopen dagen ook niet misselijk geweest. Heb geen extreme hongeraanvallen gehad en ben ’s avonds niet zo belachelijk moe. Ik voel me niet zwanger. What ever that may be. En plotseling weet ik het –bijna- zeker. Het slaat allemaal nergens op. Ik denk toch niet dat er een kind in mijn buik zit. Ach, onzin, ik heb geen bloeding gehad en vorige week hebben we het hartje nog gehoord en verzekerde de arts ons dat alles goed was. Maar waarom voel ik dan niets?
Een paar uur later zitten we weer buiten met ontbijt. Ik weet niet meer wat D. zegt, maar plotseling zit ik te huilen. Omdat ik me zo goed voel. Omdat ik het niet geloof. Omdat ik geen buik heb. En D. huilt gezellig mee. Fijn als je vriendinnen een beetje meezwangeren.
Zwangerschap voor dummies: het is logisch dat je in week 11 nog niets ziet. En dat de buik ’s avonds is opgezwollen en ’s ochtends niet. Komt door de hormonen, waardoor je vocht vasthoudt. Staat in het boek. D. heeft het uitgezocht. Bij de meeste vrouwen is pas vanaf week 16 wat te zien. Maar ik wilde zo graag met een buikje thuis komen. Om aan H. te laten zien. Bewijsmateriaal zeg maar.

vrijdag 27 februari 2004

Part Two

Op m’n werk komt er niets uit m’n handen. En dat net nu alle zeilen moeten worden bijgesteld. Op m’n vrije dag komt er niets uit m’n handen. En dat nu ik net zo’n zin had in een dagje vrij. Maar ’t regent. Ik kan m’n bed niet uitkomen, heb een slecht humeur en ben moe. H. gaat ’s avonds de stad in. Ik besluit om wijn te gaan drinken bij D. Het moet toch nog iets worden met deze dag. Gelukkig praat D. veel. Hoef ik niets te zeggen. Behalve dat ik –by the way- al bijna twee maanden niet ongesteld ben geweest. Maar ja, dat hoeft niets te betekenen. Met zo’n onregelmatige cyclus.
We eindigen de avond na één flesje wijn. Ik kus D. welterusten en vragend kijkt ze me aan: “Tja uuh, wat moet ik nou eigenlijk hopen?”
Zaterdag besluit ik mijn weekend niet te laten verpesten door mijn lusteloosheid. Ik fiets naar de stad en mag van mezelf nieuwe kleren kopen. Mooi, dat lukt. Ondertussen belt mijn moeder dat ze zo koffie komen drinken. Ja, deze dag is zonniger dan de vorige. Ik zorg dat ik drie uur thuis ben, kan ik nog net de stofzuiger door het huis gooien. (Altijd handig voor de schoonmaakimpuls zo’n ouderlijk bezoekje.) Snel gaat de hele keuken in de vaatwasser. Knop aan, zwabber over de keukenvloer, dat ziet er weer goed uit. Ik voel me zelfs tevreden!
H. komt thuis van zijn uitstapje naar Zeist. In een tasje van Het Kruitvat zit tandpasta en de Clear Blue zwangerschapstest. En dan … staan pappa en mamma op de stoep.
Dit waren de laatste uren van mijn leven, voordat ‘Part Two’ begon. Vanaf die middag begint namelijk –toch tamelijk onverwacht – ‘De Rest’ van mijn leven. H. en ik kijken elkaar aan en kijken naar de test. Ja. Het is een plus, toch? Dat ene lijntje is niet zo duidelijk, maar het is een lijntje. Toch? Verdwaast ploffen we op de bank. Verdwaast kijken we elkaar aan. Wat nu? Videootje huren?
Op mijn werk komt nog steeds niet uit mijn handen. Opeens zijn alle symptomen duidelijk. Ik sms P: “Concentratieproblemen, hoort dat er ook bij?” Haar antwoord: “ha ha, ik zeg hartstikke zwanger!” Ik kan achter mijn bureautje een klein glimlachje niet onderdrukken.
En dan komen in rap tempo de hongeraanvallen. Misselijkheid. Het slechte humeur blijft met regelmaat terugkomen. Niets lukt. Frustraties. Zelfs mijn kookinspiratie is weg. En H. maar lachen om het nieuwe karakter van zijn oude vriendin.
In de weken die volgen brengen we langzaamaan onze naasten op de hoogte. Iedereen is blij, verrast en gelukkig. Bij iedere keer dat we het vertellen gieren de zenuwen door mijn lijf. We maken de pappa’s en mamma’s gelukkig. Zussen en broer opgetogen. Kleine nichtjes geven kusjes op de nog-niet buik. Kleine neefjes zijn nog te klein om het te begrijpen. En ik? Ik ga er maar van uit dat het de hormonen zijn. Deel twee wordt vast net zo leuk als deel één.

zondag 8 februari 2004

Stappenplan

Linda de Mol is veertig en die heeft nog niet zo lang geleden een kind gekregen. En J. Ook veertig en net een bijzonder gezond kind gebaard. S. is 37, C. 36. Doe mij meer verhalen van moeders die niet meer in de twintig zijn. P. is zwanger. Shit, een stuk jonger dan ik. A: zwanger. Ook jonger. Nou ja, die is toch zeker ook al 31.
Wanneer komen die moedergevoelens van mij? Toen ik 32 werd wist ik het: nu moet ik er echt eens over beginnen tegen H. Uuuh, als we op reis zijn, dan heb ik daar genoeg tijd voor. Zo gezegd, zo gedaan. In de straten van Chiang Mai (tweede stad van Thailand) terwijl we het over onze volgende grote reis hebben, durf ik er eindelijk over te beginnen. “Uuh …(stilte), die reis hè, over twee jaar…. misschien moeten we ook nog ergens anders rekening mee houden, gezien mijn leeftijd en zo…” Toen dat er uit was, viel het daarna allemaal wel mee. H. leek het te begrijpen, gooide zijn antikinderwens dan toch maar overboord en tijdens de busreis naar de grens van Laos vermaakten we ons met kindernamen verzinnen. Ik bedoel: jongensnamen. Zo, stap één was gezet. Het grote woord was er uit. Grote meid. Dan mag stap twee wel weer even wachten. Maar, als ik 33 wordt dan moet ik het er echt weer eens over hebben. En zo geschiedde. Plotseling is het 24 oktober. Morgen ben ik jarig. In mijn hoofd flikkert het getal 33 als een groot neonreclameboord aan en uit. Ik wil geen drieëndertig worden. Drieëndertig worden betekent grote-mensen-dingen zeggen. En grote-mensen-beslissingen nemen. Drieëndertig is geen tweeëndertig meer. En voor je het weet is er weer een jaar voorbij: vierendertig.
Ondertussen stromen de geboortekaartjes binnen. Nog steeds geen moedergevoelens. Niks. Geen biologische klok. Wel een leeftijdsklok die verder tikt. En een vriend. En een goede baan. En een groot huis. En geen excuses.
Het is één dag voor mijn verjaardag en ik neem H. mee uit eten. We zitten bij Luce en eten als voorgerecht tempura. H. zegt: “P. en W. zijn zwanger”. In mijn ooghoek knippert die grote drieëndertig. Nu kan ik er makkelijk over beginnen. Mijn risotto valt tegen. H. snapt dat ik niet te lang wil wachten. “Maar dat betekent niet nú… toch?” Ok, stap drie kan nog wel even wachten. Boet, Wiep, Amalia en Jiri worden geboren en inmiddels is 2004 al lang en breed aangebroken. Het blijkt dat er vorig jaar in Nederland de laagste bevolkingsgroei was sinds 1984. En ik maar denken dat we midden in een soort babyboom zaten. Tja, een kwestie van perceptie.

vrijdag 30 januari 2004

Snobs

“Ik weet dat ik het niet mag zeggen, maar ik vond het eten écht niet lekker”, aldus H. over de tapas bij MiMadre. “De gehaktballetjes smaakten chemisch, de calamares waren taai en de spekjes in de salade te vet.” H. zegt het een beetje schoorvoetend omdat ik ‘m vorige week voor snob uitmaakte toen hij tijdens een etentje van opa in een grillrestaurant ook verkondigde dat hij het vies vond. “De vis was echt niet vers en dat bbq-vlees …” Hij zei het op zo’n manier dat broer G. en nieuwe vriendin het ook net konden horen.
Wat is er gebeurd met de jongen voor wie ik vier jaar geleden viel? Waar is de jongen die mij een slavink voorschotelde de eerste keer dat ik bij hem at? Die bij alles wat hij at, zei dat het HEERLIJK was. Ik ben bang dat hij voor altijd is verpest. Dat zijn culinaire leven nooit meer hetzelfde zal zijn. Help! Mijn vriend is veranderd in een fijnproever! En fijnproever zijn is niet altijd makkelijk. Een fijnproever is snel tevreden met simpele eerlijke maaltijden. Maar hij is ook snel teleurgesteld. En: hij wordt niet altijd begrepen. Als fijnproever moet je daarom op je hoede zijn. Onder gelijkgestemden heb je geen probleem. Maar pas op voor de onwetenden. Verpest de avond niet voor mensen die onschuldig genieten van wat ze te eten krijgen. Dat jouw eetlust tot onder nul daalt, betekent niet dat je het voor hun moet verpesten.
En zo is het verlopen met de man van de slavink. Maar wat is er gebeurd sinds zijn eerste bezoekje bij mij? Terwijl ik me onwetend uitsloofde in de keuken, speurde hij door mijn bescheiden cd-collectie, waarover hij later zei: een “verrassende” collectie (?!). Waarschijnlijk checkte hij of ik geen Bon Jovi had, want dan was hij zeker weggeweest. Maar we hadden geluk: geen Bon Jovi. En de combinatie Pearl Jam, Marco Borsato, Tom Waits was blijkbaar acceptabel.
Inmiddels is alles anders: ik zet de radio uit bij Bon Jovi. Ook als H. niet thuis is. Ik ken bands die de hitparades nooit halen, maar door muziekcritici de hemel in worden geprezen. Ik ben teleurgesteld in de muziek op het gemiddelde feestje: vaak commercieel en weinig creatief. Eighties party’s, please don’t! En als ik met collega’s over muziek praat, merk ik dat ik een tikje arrogant luister naar wat zij leuk vinden (ze weten immers niet beter). Ik ben verpest. De juweeltjes die ik thuis hoor, hebben mijn gehoor beïnvloed. Ik weet nu wat mooi is, origineel en wat een slap aftreksel. Ik ben een muzieksnob geworden…Of fijnproever? Ik moet in ieder geval leven met mijn handicap. Misschien is het makkelijker als je geen smaakt hebt ontwikkeld. Gewoon happen en doorslikken. Maar het is ook vlakker! Daarom: fijnproevers verenigt u. Geniet van elkaar en van je snobisme. Maar realiseer je: niet iedereen vindt een Armani-bril beter dan een bril van Hans Anders. En drie op de tien mensen wil echt begraven worden met Frans Bauer.

vrijdag 23 januari 2004

Kanaalstraat

Zaterdagmiddag, een uur of vier. Het is koud, ik moet nog boodschappen doen. Even snel naar de supermarkt, of op de fiets naar de Kanaalstraat? Ik kies het laatste, doe mijn sjaal om, dikke wanten aan en trek de fiets uit de gang. De eerste stop is Halal: mijn favoriete Turkse groenteboer. Dan: Rob de Kaasboer voor een stukje Parmezaanse kaas. Nu alleen nog pijnboompitten en ontbijtspullen. Pijnboompitten? Die hebben ze waarschijnlijk wel bij de "Persi Poli" en voor het ontbijt nog even naar de Spar. Mijn tas knelt mijn schouder af en door de tas aan mijn stuur fiets ik nogal wiebelend door het chaotische verkeer op de Kanaalstraat. En dan realiseer ik me: ik ben gelukkig!
Oké, ik heb misschien een dwangmatige manier van winkels afstruinen. Maar zolang je van je eigen neurotische gedrag kunt genieten, schijnt het niet erg te zijn. Mijn weekend is goed als ik met een tas vol groente en fruit voor slechts vier euro de “turk” verlaat. Ik loop breed glimlachend op straat als ik bij de importwinkel de lekkerste feta krijg en een grote bos koriander voor 50 eurocent.
Het zou een hoop tijd schelen om gewoon naar één supermarkt te gaan, in één keer alles te kopen, in de achterbak te gooien en in een warme auto naar huis te rijden. Geen gezwabber met zware tassen, geen zere schouder……
Of de optie van vrienden P. en W: alles bestellen en thuis laten bezorgen via Albert.nl. Een stuk sneller en relaxter, maar ook een stukje duurder.
Speelt hier gewoon mijn Hollandse zuinigheid? Gaat het om geld? Deels wel. Het is wel een kick om de hele week lekker te kunnen eten voor 70 euro. Een beetje zuinigheid is het wel.
Maar het is vooral het vakantiegevoel dat de Kanaalstraat geeft. Het is het sprongetje dat mijn hart maakt als mijn Turkse vriend achter de kassa vraagt of ik hard gewerkt heb (hij blijkt trouwens Iraniër te zijn). Het is de vriendelijkheid en de persoonlijke aandacht. Het zijn de tomaten die niet allemaal even mooi rood en rond zijn. Het is het gemis aan prijzenoorlog, slimme marketingstrategieën en uitgekiende aanbiedingen. Geen kant en klare maaltijden. Maar gewoon een winkel, een straat met kleur, en aardige mensen.
De kleine Nederlandse kruidenier en de bakker op de hoek zijn in de meeste steden en dorpen wel verdwenen. Weggeconcurreerd door supermarktketens. De unieke winkeltjes zijn vervangen door eenheidsworst. Gemakswinkels, die ons voorzien van keurig uitziende identieke producten, volledig afgestemd op de wensen van de klant.
De Turkse en Antilliaanse middenstanders in de Kanaalstraat lijken zich hiervan niets aan te trekken. Ze doen hun eigen ding. Iedereen doet waar hij goed in is. Deze middenstanders zijn niet ‘opgenomen in het grote geheel’, dus volgens Van Dale niet geïntegreerd.
P. en W. hebben inmiddels de Turk ook ontdekt. En onder de indruk van de gemoedelijkheid gaf W. in een paar woorden weer wat ik al jaren voelde: ´het zijn de nieuwe oud-Hollandse kruideniers!`

dinsdag 13 januari 2004

Slice of life

Vandaag is er in Den Haag een leraar door zijn hoofd geschoten. Door een leerling. In de kantine. Op klaarlichte dag. Onder de ogen van tientalle andere leerlingen.
Ik hoor dit nieuws terwijl ik in de auto naar huis in de file sta op de A2. Om mij heen schuift de ene lease-auto naast de andere lease-auto steeds een paar meter op. Ik heb net een training gegeven aan drie beschaafde jonge mannen (gemiddelde leeftijd 25 jaar) en een vriendelijke jongedame van een chique bank, om ze te leren hoe ze duidelijke en beschaafde rapporten kunnen schrijven voor nog veel chiquere en belangrijkere mensen. In mijn auto met airco en leren bekleding bel ik hands free een succesvolle vriendin met burn-out. Vriendin heeft het nieuws over de schietpartij nog niet gehoord. Zij is therapeutisch haar huis aan het schilderen.
Op ditzelfde moment is er in Den Haag een jongen van 17 jaar voortvluchtig omdat hij net zijn leraar door de kop heeft geschoten. In een volle kantine. Met tientalle getuigen. Zwerft hij nu op straat op zoek naar een goede schuilplaats? Zit hij op de bank bij vrienden die hem beschermen? Inmiddels weet heel Nederland wat hij gedaan heeft. Wat is er met hem aan de hand? Is dit een incident of is er iets groters gaande?
Zo’n 60 kilometer verderop zit op dat moment vriend H. in de trein naar huis. Traject Bussum – Utrecht. Te genieten van zijn nieuwste speeltje, de Ipod, waar wel 500 cd’s in kunnen. Hij heeft zijn werk inmiddels veilig verlaten. Zonder kogels, zonder messteken. Ik bel hem en vraag of hij het nieuws al heeft gehoord. Nee, hij had het nog niet gehoord. Is wel geschokt, maar niet verbaasd.
Niet verbaasd. Ik ben bijna thuis, H. is ook bijna thuis. We drinken samen een cup-a-soup. Ook al is het al vier uur geweest. We nodigen een vrijgezelle vriend uit om te komen eten. Op het nieuws zien we een verslaggever bij een verlaten school nog eens vertellen wat er is gebeurd. De jongen is op dat moment nog steeds voortvluchtig. Wij eten zuurkool met gebakken banaan.
Morgen gaat vriend weer naar school om acht jongens en twee meisjes die buiten het reguliere onderwijs terecht zijn gekomen te ondersteunen bij het leren. Het zijn geen lieverdjes. Anders hadden ze niet in zijn klas gezeten.
Morgen ga ik weer naar mijn keurige kantoor. Een fatsoenlijke vergadering bijwonen met goed betaalde managers. Daarna heb ik een tot in de puntjes verzorgde nieuwjaarsborrel in een cultureel verantwoorde locatie.