dinsdag 25 december 2007

Voelen

Er zijn een paar plekken waar ik altijd aan I. moet denken. Het zijn op zich rare nietszeggende plekken. Zoals bij knooppunt Holendrecht op de A2. Of op de hoek van de Kroesenlaan. Of als ik met hardlopen de bocht om ga en langs het kanaal loop. Het zijn niet echt plekken waar iets leuks of bijzonders is gebeurd. Het zijn wel plekken waar ik of met haar een keer was, of zoals op de A2, met haar aan de telefoon hing. Maar goed, ik heb zo vaak met I. aan de telefoon gehangen. Zouden we op dat moment net iets bijzonders hebben besproken? Toen we langs het kanaal aan het lopen waren, hebben we het gehad over I's vriendin M. Die op ons altijd nogal neurotisch is overgekomen. Wat hebben we er die middag over besproken? Ik weet het niet meer. Ik weet wel dat het voor ons soms moeilijk te begrijpen was. En kijk ons nu eens. De een begint op haar 36e eens te begrijpen dat ze zelf misschien wel neurotischer is dan ze zelf wist. De ander is al weer twee jaar en acht maanden dood. Omdat ze haar eigen angsten niet meer onder ogen kon zien.
Twee jaar en acht maanden geleden. We zaten met een klein clubje aan een paasontbijt bij D. Niet omdat het Pasen was, maar omdat I. al een dag en een nacht verdwenen was en we toch ergens moesten wachten op nieuws. En dat nieuws kwam. Op H’s telefoon. Hij nam zijn telefoon op en ik hoorde hem zeggen “het is voorbij.” We vielen allemaal in elkaars armen. Ergens in de verte hoorde ik D. gillen en in mij klapte er een hele dikke kluisdeur dicht. Ik was leeg. Voelde niets meer. Was een lichaam zonder inhoud.
Als een robot ben ik de week daarna doorgekomen. Liet I’s ouders de rouwkaart van hun dochter goedkeuren en wist dat dat heel hard voor ze moest zijn. Ik schreef een speech voor de begrafenis en las ‘m voor. En wist dat dat heel moeilijk moest zijn. Ik zag haar kist de grond ingaan. Keek naar haar foto. En voelde niets. Ik wist wel dat het verdriet zou komen als ik daar klaar voor was en dat gebeurde ook. In de weken, de maanden en de twee jaren die volgden. Maar ik wist niet dat ik ook dichter bij haar angsten zou komen. En dat ik haar tweeëneenhalf jaar na dato alsnog beter zou gaan begrijpen. En dat ik meer kon voelen. En dat dat inderdaad heel beangstigend kan zijn. Dat gedachten met je aan de haal kunnen gaan. En dat je juist op dat moment je hand moet uitsteken naar iemand van wie je houdt. Dat je je blootgeeft op je meest kwetsbare moment. En dat je je daarna beter voelt en weer kan ademen en kan leven. Ik wou dat ik dit alles drie jaar geleden al wist. Ik wou dat ik dit nu met I. kon bespreken, nee kon doorvoelen.

maandag 23 april 2007

Verbondenheid

Soms lees of hoor je een zinnetje dat je even bij blijft en waar je af en toe over nadenkt of van leert. Zo was dat vorige maand de zin Stel het is oorlog, en niemand ging er heen, die ik tegenkwam in het boek “Uit je hoofd in het leven”. Er werd mee geïllustreerd hoe je (anders) met je eigen gedachten kunt omgaan. Zo galmde in H’s hoofd de laatste weken steeds de quote Can everybody stop getting shot!? (uit de film “Lock, stock and two smoking barrels”). En zo las ik op de site van mijn haptotherapiepraktijk dat haptotherapie gaat over leven in verbondenheid. Ook die bleef me een tijdje achtervolgen. Het klinkt zo mooi. Dat is wat ik wil. Dat ene zinnetje vat voor mij samen waar ik op moet letten. Want als je te veel in je eigen hoofd zit, niet eerlijk tegen jezelf en anderen bent over hoe je het eigenlijk wilt, dan kun je ook niet echt samen leven. Dan praat je over koetjes en kalfjes terwijl er eigenlijk hele andere dingen in je hoofd spelen.
Eind maart ging ik uit eten met K. Ik had geen zin, want zoals The Shins zingen there’s no connection. Geen zin is een understatement. Ik was gespannen toen ik naar K. fietste. En dat was ik eigenlijk al een paar dagen. Want mijn nieuw verworven inzichten, behoeftes en blootliggende gevoelsleven laten mij niet meer gaan met een dergelijke situatie. Dus moest ik een grote meid zijn en zeggen wat me dwars zat. Zodat er weer contact kan zijn. En natuurlijk werkte het ook zo. Terwijl we naar Restaurant Leen lopen, vertel ik met horten en stoten dat ik van haar baal en dat ik pissig ben (ha een nieuwe ervaring: boos zijn! Voelt best lekker eigenlijk). Al voordat we bij Leen zijn aangekomen is er al een heleboel verhelderd. We drinken eerst een biertje op het terras (eind maart!) en praten over de dingen die er toe doen in het leven. Over vriendschap. Over zorgvuldig met elkaar omgaan. Over lief zijn voor elkaar. Over echt oog voor elkaar hebben. Over leven in verbondenheid.
Maar zo makkelijk is het niet om te leven in verbondenheid. Dat zie ik bij mezelf en bij zo veel anderen om me heen. We verzwijgen dingen omdat het vaak eng is om te vertellen wat er echt in je omgaat. Omdat je gewoon gezellig wilt zijn en niet de chagrijn. Zelfs terwijl je heus wel weet dat het effect van je uiting positiever is dan het verzwijgen.
Ik ben aan het leren. Ik moet dit onder de knie krijgen, want mijn muur is gevallen. Ik kan me niet meer verschuilen. A stronger girl would shake this off in flight, and never give it more than a frowning hour, but you have had your heart decide….(alweer The Shins). Ik heb een harde leermeester gekregen. Mezelf. Ik wens iedereen op z’n tijd zo’n leermeester toe. Zodat er ook echt ruimte is voor koetjes en kalfjes.

zaterdag 17 februari 2007

Onderweg

Je rijdt over de snelweg. Passeert een herkenningspunt en opeens realiseer je je dat je een heel stuk hebt gemist. Ergens anders met je gedachte, heb je op de automatische piloot een plek bereikt, zonder dat je weet hoe je er gekomen bent.
Deze zomer ontdekte ik ook dat ik op de verkeerde plek was beland. Dat ik in Bali was, dat klopte. Die reis hadden we geboekt en naar uitgekeken. Maar in plaats van relaxed onder een palmboom te liggen, lag ik op bed omdat ik me ‘niet zo lekker’ voelde. Een jetlag? Te weinig gedronken? Maar die opties pikte H. niet: “ga jij maar eens nadenken, want je voelt je de laatste tijd heel vaak ‘niet zo lekker’.” Ik plof neer op mijn hotelbed, niet wetend waar ik met mezelf naar toe moet. Maar ik ga nadenken. En realiseer me opeens wat ik voel: stress! M’n lijf staat stijf van de zenuwen. Langzaam begin ik me die week dingen te realiseren. Begin in te zien dat ik de afgelopen maanden misschien mezelf wat voorbij ben gelopen. Dat ik dingen ben gaan doen op H.’s manier in plaats van mijn eigen manier. Dat ik me meer naar Keet ben gaan schikken dan goed voor me was. En dat ik dit alles niet heb gecommuniceerd. Ik dacht namelijk dat ik alles prima op orde had. Alles onder controle. Alles goed geregeld. Voor iedereen. Maar misschien niet voor mezelf. En het gevoel ging die week niet weg. Iedere ochtend werd ik gespannen wakker. Something took over. Het was alsof een worm zich in mijn lijf had genesteld.
En toen moest ik dus wel gaan nadenken. En begonnen er wat kwartjes te vallen.
Altijd heb ik geweten dat je eerst moet zorgen dat je zelf gelukkig bent, voordat je anderen gelukkig kunt maken. Voor jezelf kiezen, dat is belangrijk. Dat was mijn geloof. Maar in Bali en in de weken daarna bleek dat ik iemand was geworden die ik nooit had willen zijn. Sterker nog, ik was veranderd in ‘my worst nightmare’.
Terug uit Bali begon mijn verdere zoektocht. Er werd mij gevraagd wat ik nou vooral leuk vond om voor mezelf te doen. Ik stond met mijn mond vol tanden. Ik kreeg de vraag wanneer ik voor de laatste keer boos was op iemand. Ik wist het niet. Ben eigenlijk nooit boos. Liet mijn eigen gevoel overschaduwen door begrip voor anderen. En zo gebeurde het dat er uiteindelijk maar een klein stukje van mezelf over was. Hoe was ik hier in godsnaam terecht gekomen?
Gelukkig hebben mijn eigen lijf en de worm, me hardhandig wakker geschut. De worm en ik zijn nog steeds geen vrienden, vooral niet omdat hij soms veranderd in een monster. Maar ik ga hem wel steeds meer waarderen (en accepteren?). En ik weet zeker dat we samen het monster kunnen uitroeien. De worm houdt me nu in ieder geval wakker tijdens mijn reis. Zodat ik zeker op de plek van bestemming kom.